Limburger Jimmy Lucassen (24) is jeugd- en techniektrainer bij Borussia Mönchengladbach. Na PSV en VVV-Venlo streek hij neer bij de Duitse topclub, die zichzelf dankzij prachtige prestaties en gerichte investeringen weer echt op de kaart heeft gezet. Bovendien heeft de club één van de betere jeugdopleidingen van Duitsland.
Door Alexander Drost, 17 januari 2020.
Dag Jimmy, hoe gaat het?
‘Het gaat goed. Ik kom net met de Onder 12 bij een indoortoernooi vandaan. Dat was erg intensief. Met de Onder 23 was ik daarvoor al in Spanje op trainingskamp. Gisteren zijn we geland, ik kon dus meteen door. Ik zit niet stil.’
Je bent bij Gladbach jeugdtrainer, maar hebt meerdere functies. Vertel eens?
‘Ik ben hoofdtrainer van de Onder 12. We werken met een tweejaarlijkse cyclus, in het komende seizoen ga ik met ze mee naar de Onder 13. Daarnaast ben ik techniektrainer van de Onder 9 tot en met Onder 14 en assistent van Arie van Lent, bij de Onder 23. In principe heeft de Onder 12 voorrang.’
Wat is je achtergrond als voetbaltrainer?
‘Ik heb het CIOS gedaan in Sittard. Ik behaalde daar mijn trainersdiploma’s en was jeugdtrainer bij PSV en VVV-Venlo. Na de opleiding was het de vraag of ik fulltime bezig zou gaan in de voetballerij, of dat ik verder zou gaan studeren. Ik ben een jongen van de praktijk en sta het liefst op het veld. Uiteindelijk ben ik bij Gladbach op gesprek geweest. Daar ben ik na VVV begonnen als techniektrainer bij de Onder 9, Onder 10 en Onder 11. Dat combineerde ik in het begin met het trainerschap bij een jeugdteam van Wittenhorst, een club uit Noord-Limburg. Bij Gladbach werd het daarna steeds meer: ik werd techniektrainer van de hele onderbouw, toen kwam er een team bij. Inmiddels ben ik bezig aan mijn vijfde seizoen, waarvan het derde seizoen fulltime.'
Hoe komt een jonge trainer uit Nederland eigenlijk terecht bij zo’n grote club in Duitsland?
‘Mijn vader (Marcel Lucassen, AD.) is actief geweest in het Duitse voetbal. Hij werkte bij de DFB, was een tijdje assistent hij Hoffenheim. Hij heeft daarnaast veel interne cursussen gedaan bij clubs. Toen ik nog studeerde aan het CIOS ben ik een keer met hem mee geweest naar Gladbach, waar hij een cursus gaf. Ik kwam in gesprek met het hoofd jeugdopleidingen en vertelde waar mijn interesses lagen, wat mijn doelen waren. Bij PSV zat ik toen nog goed op mijn plek, daarna kwam dus VVV. Toen duidelijk werd dat ik niet door wilde studeren en door wilde in de voetbalwereld, belde ik het hoofd jeugdopleiding van Gladbach weer. Zo ging het balletje rollen.’
‘Ik ben op veel plekken geweest en heb veel mensen ontmoet, omdat mijn vader op die plekken werkzaam was. Dat is zeker een voordeel. Ook heb ik altijd goed Duits gesproken. Ik rij in 40 minuten naar Gladbach. Naar PSV zou ik nu langer onderweg zijn. Gladbach was geen onlogische stap, voor mij is het wat dat betreft een regionale club.’
Wat zijn de opmerkelijkste verschillen tussen Nederland en Duitsland op het gebied van talentontwikkeling?
‘Nederland is een ontwikkelingsland. Daar gaan ze geduldiger om met talenten. In Duitsland heerst er soms een gevoel van survival of the fittest. Spelers worden snel weggestuurd, waarna er nieuwe spelers worden gehaald. Er heerst een agressievere transfercultuur. Al in een vroeg stadium worden spelers van kleinere profclubs gehaald door de grote clubs. Bij ons valt die agressieve transfercultuur overigens mee. Ik denk bovendien dat Duitse voetballers op jonge leeftijd een grotere intrinsieke motivatie hebben. Ik hoef ze echt nooit te motiveren voor een goede trainingskwaliteit. Dat zit er gewoon in, is een normaliteit.’
Wat is de filosofie van Gladbach als je kijkt naar het opleiden van spelers?
‘Dit is een club die op ontwikkeling is gericht en kijkt naar technische vaardigheden en attractief voetbal. In de jaren ’70 zijn ze hier natuurlijk heel succesvol geweest met aanvallend en technisch verzorgd voetbal. Zodoende is er een filosofie binnen de club ontstaan. Die vormt ook direct een rode draad binnen de jeugdopleiding. Ik vind dat we redelijk Nederlands opleiden, als je kijkt naar geloof in talent, de voorzichtigheid met talent en de manier van opleiden. Ik denk dat ik een stukje Nederlandse cultuur heb meegenomen. Door mijn manier van trainen zijn andere trainers anders gaan denken en zijn ze op een andere manier gaan trainen. Gladbach is een club die goed gestructureerd is, die gelooft in medewerkers. Sommigen lopen hier al heel lang rond. En er is veel geïnvesteerd in stenen. Denk aan de nieuwbouw van het stadion, het trainingscomplex, een gigantisch hotel met internaat. De mogelijkheden zijn groot.’
Hoe beleef jij het spelletje met jouw Onder 12-team?
‘Wij willen altijd domineren, willen grip hebben op het spel, met en zonder bal. Daarnaast willen we het thema uit de wekelijkse periodisering toepassen in de wedstrijd. We kunnen wel een plan hebben hoe we het willen doen, maar je hebt altijd een tegenpartij. Wat we jammer genoeg aantreffen in Duitsland is dat kleinere BVO’s op één of andere manier een resultaat willen behalen tegen ons. Ze zijn minder geïnteresseerd in het ontwikkelen van spelers. Als zij merken dat wij tactisch gezien ontzettend goed pressen, proberen ze twee keer op te bouwen en daarna is het klaar.’
‘We leiden planmatig en aan de hand van principes op, met verzorgd voetbal en tactisch goede pressing. Dat begint al vroeg, maar het is dus afhankelijk wat de tegenstander toelaat in hoeverre wij ons spel kunnen spelen. Spelen we tegen een Nederlandse BVO die ook wil voetballen, dan hebben we soms een kwartier of twintig minuten nodig om grip te krijgen, omdat we het in de competitie minder tegenkomen. Wij Nederlanders zien het trouwens vaak als een belediging voor onszelf als het ons niet lukt om onder de druk uit te voetballen. Dat hebben Duitsers totaal niet. Ze gaan het niet koste wat kost proberen. Een effectieve lange bal is soms effectiever dan opbouw van achteruit. Maar de kleinere BVO’s proberen dat dus niet eens.’
Wat is jouw doel als jeugdtrainer bij Borussia Mönchengladbach?
‘Mijn belangrijkste opgave is om de stap van een klein veld naar 11 tegen 11 stapsgewijs te begeleiden. De spelers moeten bewustzijn voor ruimtes op het veld krijgen, en bewustzijn voor tactiek, zodat we met onze tactische principes ook op een groot veld wedstrijden kunnen winnen. Op een klein veld komt het vaak aan op de individuele kwaliteit van spelers. Daarmee worden wedstrijden beslist. Bepaalde principes bereid je voor op een klein veld, maar mijn belangrijkste opdracht is dat spelers bepaalde zaken gaan herkennen en wanneer ze wat kunnen toepassen op een groter veld. Dat is erg belangrijk.’
‘Ook is individuele ontwikkeling erg belangrijk. Langzaam samen met de speler op zoek naar de juiste rol en positie binnen het team. Wat is zijn motivatie, wat wil een speler graag? Wat past goed bij zijn kwaliteiten en talent? Op een klein veld heb je bijvoorbeeld maar één speler op de linkerkant spelen. Dat kan uiteindelijk een nummer 8, een linksback of linksbuiten worden. Dat is een interessante stap. Ook hecht ik als techniektrainer veel waarde aan technische ontwikkeling van de spelers en hun pressing-resistentie.’
Hoe ga jij als trainer te werk?
‘Ik ben een trainer die heel geduldig met talent omgaat. Ik doe altijd veel op gevoel, heb van nature een binding met spelers. Mijn grootste motivatie om dit vak te doen is om het maximale uit de spelers te halen. Dat doe ik door veel gesprekken te voeren, spelers het vertrouwen te geven, ze op de goede posities te gebruiken, aan verbeterpunten te werken. Ook als het niet altijd lukt, wil ik ze motiveren om door te gaan. Het is iedere dag een proces. Als de motivatie van een trainer op ontwikkelgebied groter is dan het winnen van wedstrijden, verloopt het natuurlijk.’
Met een fulltime contract heb je veel meer tijd dan een gemiddelde jeugdtrainer om intensief te begeleiden en op te leiden. Hoe gaat dat in z’n werk?
‘Ik heb veel tijd om voor te bereiden, om veel gesprekken te voeren met spelers en collega's, om met videomateriaal bezig te gaan. Ik geef ze altijd feedback, zie het als een bewijs van ontwikkeling. Het is fijn dat Gladbach investeert in fulltime trainers binnen de jeugdopleiding en dat er specialisten zijn voor verschillende leeftijdscategorieën. Dat geeft een bepaalde rust en dat geeft vertrouwen. Er zijn heel veel jeugdtrainers die niet fulltime werken en snel naar boven willen. Die willen dus graag wedstrijden winnen. Maar daarmee vergeten ze misschien waarop de focus in jeugdvoetbal moet liggen. Die druk ligt er bij mij minder. Ik kan me bezighouden met het ontwikkelen van spelers en mezelf, zonder dat ik altijd het gevoel heb dat ik me moet bewijzen en moet winnen. Als je te veel gaat focussen op succes, op het product, dan gaat het hele proces verloren. Wat ik probeer is zoveel mogelijk te focussen op de weg en het proces, die uiteindelijk leidt tot het product. Dan komt succes.’
Wat wil je zelf als trainer bereiken?
‘Ik heb een hoge ambitie. Ik vraag mezelf vaak af waar mijn kwaliteiten het meest liggen. Mijn takenpakket is momenteel zo breed. Dat is superinteressant. Op een dag sta ik met zowel de jongste jeugd als de Onder 23 op het veld. Dat ligt extreem ver uit elkaar. Jeugdspelers zijn erg dankbaar, hebben een grote intrinsieke motivatie, zijn erg leergierig. Ze zitten nog net voor zaakwaarnemers en contracten, ze zijn nog echt liefhebber van het spelletje. Daar geniet ik van.’
‘Maar aan de andere kant is het ook erg leuk om te denken in structuren, in een coördinerende functie. Ik heb echter ook de ambitie om zo hoog mogelijk te komen als trainer van een team. Sinds ik assistent bij de Onder 23 ben, is er een ambitie ontstaan. Iets borrelt in me en zegt me dat ik op het allerhoogste niveau actief wil zijn. Bij Gladbach zit ik goed op m’n plek, ik heb niet het gevoel dat ik hier weg wil. Wat de komende jaren gaan brengen, dat vraag ik me vaak af. Ik moet een keer keuzes gaan maken. De tijd zal het leren.’